Wat zeg je?

Zaken opkroppen of er in je eentje mee blijven zitten, levert niets op. Daarom wil je in de eerste plaats met je broer of zus praten.

Als je samen moeilijke momenten beleefde, is het een goed idee om elkaar te steunen en erover te praten. Misschien vindt je broer of zus dat zelf ook erg aangenaam, of heeft hij of zij er zelfs nood aan.

Probeer je bezorgdheid te uiten tegenover je broer of zus. Geef niet te snel op, ook al loopt het niet van de eerste keer vlot. Je kan het op een later moment opnieuw aankaarten of aangeven dat je broer of zus bij jou terecht kan wanneer hij hier behoefte aan heeft.

Enkele tips om het gesprek aan te gaan

• Als je broer of zus zelf niet over het gebruik begint, kan je hem of haar aanmoedigen om te praten.
• Kies een geschikt moment, wanneer jullie rustig zijn en de nodige tijd kunnen nemen. Het is moeilijk om met je broer of zus te praten wanneer die onder invloed is of wanneer jij heel boos bent.
• Kritiek geven, een preek geven of schuldgevoelens aanpraten, kan averechts werken. Daardoor zal praten in het vervolg moeilijker gaan. Luister naar het verhaal, zonder te oordelen.
• Onthoud: druggebruik is niet gelijk aan een drugprobleem. Praat over het gedrag van je broer of zus, niet over de drug zelf. Benoem datgene waar jij concreet last van ondervindt, bijvoorbeeld woede-uitbarstingen.
• Praat in de ik-vorm (‘Ik merk dat je snel kwaad bent op mij.’), dat komt minder beschuldigend over dan de jij-vorm (‘Je bent erg brutaal de laatste tijd!’)
• Informeer je vooraf over de drug. Zo voel je je beter voorbereid op het gesprek.