Onderzoek leert dat de ene persoon inderdaad meer kans heeft om met drugs in de problemen te komen dan de andere. Dat geldt niet alleen voor illegale drugs, maar ook voor alcohol, medicijnen en gokken. Of iemand in de problemen komt, hangt af van een combinatie van tal van factoren. Het heeft niet alleen te maken met de kenmerken van de drug op zich, maar ook van de eigenschappen van de persoon en zelfs van de invloed van de omgeving en de omstandigheden waarin gebruikt wordt.

Al die risicofactoren kunnen ingedeeld worden in vier grote groepen:

Culturele en maatschappelijke risicofactoren

  • wetten die gebruik 'toelaten', ontraden en/of verbieden (bijvoorbeeld: alcohol is een toegelaten drug);
  • sociale normen die gebruik stimuleren (bijvoorbeeld: een glas drinken is gezellig);
  • beschikbaarheid van alcohol en andere drugs (bijvoorbeeld: alcoholverkoop in nachtwinkels);
  • slechte economische omstandigheden (bijvoorbeeld: een economische crisis met veel werkloosheid en armoede).

Interpersoonlijke risicofactoren

  • gebruik door ouders en gezin (bijvoorbeeld: alcohol drinken is een dagelijkse gewoonte);
  • positieve houding van gezin/familie/vrienden tegenover gebruik (bijvoorbeeld: alle uitgaansvrienden slikken XTC);
  • relatieproblemen in het gezin;
  • afwijzing door vrienden;
  • omgang met vrienden die gebruiken.

Psychosociale factoren

  • aanhoudend probleemgedrag op jonge leeftijd;
  • problemen op school, spijbelen of vroegtijdig met school stoppen;
  • slecht contact met school;
  • opstandigheid;
  • positieve houding tegenover druggebruik;
  • op jonge leeftijd beginnen met gebruik.

Biogenetische factoren

De drug zelf speelt ook een rol. Bij sommige legale en illegale drugs ontwikkelt men sneller tolerantie en afhankelijkheid dan bij andere; en ook hoeveel, hoe vaak en soms zelfs de manier waarop een bepaalde drug gebruikt wordt maakt een verschil.

Drank, drugs of pillen op het werk? Goed gek

Affiche die sensibiliseert over de risico's van middelengebruik op het werk.