De effecten van pijnstillers zijn afhankelijk van het soort pijnstiller. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen enkelvoudige niet-narcotische pijnstillers, zware narcotische pijnstillers en combinatiepreparaten.

Enkelvoudige niet-narcotische pijnstillers (acetylsalicylzuur, paracetamol en ontstekingsremmers) worden gebruikt bij matige pijn zoals hoofdpijn, menstruatiepijn, spierpijn, tandpijn en dergelijke. Ze stoppen de overdracht van pijnprikkels in zenuwuiteinden op de plaats van de pijn. Paracetamol heeft een vergelijkbare pijnstillende werking als acetylsalicylzuur, maar het remt de ontsteking niet. Daar tegenover staat dat paracetamol vaak beter verdragen wordt dan acetylsalicylzuur omdat het de maag niet irriteert.

Zware, narcotische pijnstillers zijn afgeleid van of verwant aan morfine (een opiaat, net als heroïne). Ze worden gebruikt bij hevige pijn die niet gestild kan worden met lichte pijnstillers (bijvoorbeeld pijn na een operatie, een hartaanval of een verwonding) en bij terminale aandoeningen zoals kanker.

Van combinatiepreparaten (bijvoorbeeld acetylsalicylzuur of paracetamol met vitaminesupplementen, met cafeïne of met een zwakkere narcotische pijnstiller zoals codeïne) is niet bewezen dat ze beter werken dan enkelvoudige pijnstillers.

Veelgestelde vragen

Een greep uit de vragen over pijnstillers

Meer over pijnstillers